een goede fokker
Degeneratieve Myelopatiefokkerij
DM
DM (degeneratieve myelopatie) is nog relatief onbekend. Nadat één van onze herders op (te) jonge leeftijd slecht ging lopen op de achterhand, werd er uiteraard onderzoek gedaan. Haar rug en heupen blijken (gelukkig) nog steeds in orde te zijn. Toen één van haar nestgenoten verdacht werd van de erfelijke afwijking DM (Degeneratieve Myelopatie), herkenden we overeenkomstige verschijnselen nl, slepen met één (of beide) achterpoot. De nagels welke in verhouding meer afgesleten zijn geven ook reden om nader onderzoek te doen. De coördinatie van het achterlijf gaat steeds verder achteruit. Deze ziekte uit zich meestal na het 8e levensjaar en veelal nog later waardoor het niet altijd opgemerkt wordt. Ook hoeven de verschijnselen zich niet per definitie tot uiting te laten brengen ondanks dat velen deze ziekten toch onder de leden hebben. De diagnose stellen was erg moeilijk aangezien dit destijds enkel vastgesteld kon worden via een punctie uit het ruggenmerg. Sinds 2009 is er in Nederland de mogelijkheid om te testen op deze ziekte d.m.v. DNA.
In Nederland (en ook in vele andere landen) worden veel herders verdacht van deze (herder) kwaal. Deze komt overigens bij meerdere rassen voor maar bij de Duitse herder in verhouding wel veel meer. Er gaan berichten dat 70% van onze herders, lijder dan wel drager van deze erfelijke kwaal zijn. Reden temeer om de ouders te laten onderzoeken. Dit kan tegenwoordig op een simpele wijze welke ook betaalbaar is voor mensen welke willen besluiten om te fokken met hun hond. Via het van Haeringen Instituut kun je ‘swabs’ opvragen en deze moet je voorzien van wangvliesslijm van jouw hond. Deze krijg je in een steriele verpakking opgestuurd met hierbij een duidelijke beschrijving hoe je dit dient af te nemen. Ook moet er een duidelijk ingevuld formulier bijgevoegd worden welke te downloaden is vanaf de website van het van Haeringen: www.vhlgenetics.nl

Deze ziekte vererft autosomaal (zowel op het mannelijke als op het vrouwelijke gen) ressessief. Dit betekend dat er honden zijn welke drager zijn (en nooit lijder zullen worden), maar deze erfelijke kwaal wel doorgeven aan hun nageslacht (50%). Het niet hebben van deze kwaal, vererft dus dominant. Een lijder heeft 2 genen welke belast zijn met deze kwaal. (2 lijders krijgen altijd lijdende kinderen). Een drager heeft 1 gezond gen en 1 gen welke belast is (deze komt niet tot uiting maar vererft dus wel voor 50%) Een hond welke vrij is, kan deze ziekte niet krijgen en ook niet doorgeven.
Wanneer je een ouder in de fok zet welke vrij is en de partner is lijder, dan zullen alle nakomelingen drager worden maar nooit lijder. Wanneer je een ouder in de fok zet welke drager is en de partner is ook drager, dan zullen de nakomelingen procentueel gezien 25% vrij zijn (geen lijder/geen drager), 50% zal drager zijn (de ziekte nooit krijgen maar wel voor 50% door kunnen geven aan nageslacht) en de overige 25% zal lijder zijn.
Honden direct uitsluiten van de fok is (hoe vreemd dit ook mag overkomen) ook geen direct goede beslissing. Aangezien er helaas veel meer erfelijke factoren een rol spelen, blijkt het fokbestand veel te smal ( te weinig honden) te worden wanneer je alle honden uit zou sluiten welke belast zijn met een erfelijke kwaal. Natuurlijk zal de ene afwijking zwaarder wegen dan de andere, dit kan per fokkerij (en per ras) verschillend zijn. Het is (miz) in ieder geval verstandig om de ouderdieren te testen, meten is immers weten. Je kop in het zand steken is in ieder geval niet verstandig.